Babirusa (babyrousa), ook wel babiroesa genoemd, zijn varkensachtige hoefdieren. Ze hebben ook wel de naam hertenvarkens en hertzwijnen omdat ze veel op zwijnen en varkens lijken. Ze leven op de Indonesische eilanden: Buru, Sula, Sulawesi en Togian.
Inhoudsopgave
Soorten
In totaal zijn er vier nog levende soorten babirusa. Daarnaast is er één die uitgestorven is. Alle soorten hebben een IUCN status van bedreigd en worden dan ook extra goed in de gaten gehouden. Eerst vielen alle leden onder één soort, maar later zijn ze toch opgesplitst in vier verschillende soorten. Dit is gedaan op basis van grootte, het haar op het lichaam, de afmetingen van het schedel en de tanden. Hieronder vind je de vier verschillende soorten inclusief de uitgestorven variant met hun wetenschappelijke namen.
- Gewone babirusa (Babyrousa celebensis): Ook wel Noordelijke babiroesa genoemd. Komt voor in Noord-Celebes
- Gouden babirusa (Babyrousa babyrussa): Deze soort vind je op de Indonesische eilanden: Sula en Buru en krijgt ook wel de bijnaam: harige babirusa.
- Togian babirusa (Babyrousa togeanensis): Leeft op het eiland: Togian.
- Zuidoostelijke babirusa (Babyrousa bolabatuensis): Deze soort is mogelijk ook uitgestorven. Het leefde in Zuid-Celebes.
- Babyrussa beruensis: De uitgestorven soort die leefde in het zuidwesten van Sulawesi voordat alle soorten werden opgesplitst.
Het uiterlijk
Het uiterlijk van de babirusa valt voornamelijk op door de lange hoektanden bij de mannetjes. Deze bovenste hoektanden doordringen de huid en buigen daarna naar achteren naar het voorhoofd toe. Wat precies het doel van deze tanden is, is niet bekend. De vrouwtjes hebben vaak geen hoektanden of ze zijn minder sterk aanwezig.
De vorm van deze tanden varieert per soort. Zo hebben de gouden en de gewone babirusa kleine, slanke hoektanden terwijl dit bij de andere soorten wel iets anders is. Daarnaast is de vacht van de gouden babirusa lang en dik. Ze hebben zoals de naam al zegt een gouden gloed. De andere soorten hebben wat korter haar waarbij de gewone babirusa juist zeer kort haar heeft. Door goed op deze kenmerken te letten kun je de verschillende soorten uit elkaar halen. Alle soorten wegen ongeveer 60 tot 100 kilo en hebben een lengte van ongeveer 1 meter.
Gedrag en leefomgeving
De babirusa komt voor op de Indonesische eilanden: Buru, Sula, Sulawesi en Togian. Het bijzondere is dat ze op de eilanden die hiertussen liggen niet leven. Men verwacht dat dit komt doordat ze vroeger door mensen meegenomen zijn als gift voor de eilanden. Zo hebben de dieren zich aangepast aan de leefomgeving en dit deel hun eigen gemaakt. De babirusa leeft voornamelijk in de tropische regenwouden langs de rivieroevers. Vandaag de dag zoeken ze voornamelijk de hogere gebieden op. Wel is er bekend dat ze vroeger ook in de laaglanden leefde.
De mannelijke babirusa leeft voornamelijk alleen terwijl de vrouwtjes met de jongen vaak in groepen leven. Beide zijn ze voornamelijk overdag actief en zoeken ze dan ook naar voedsel. Ze kunnen ongeveer 50 km/u rennen en zullen dat bij gevaar dan ook zeker doen. Het zijn namelijk erg schuwe dieren die zich het liefst verstoppen in moeras gebieden of regenwouden. In het wild worden de dieren ongeveer 10 jaar. Maar in gevangenschap kunnen ze een leeftijd van 24 bereiken. In deze tijd zullen de slagtanden altijd blijven groeien. Dit kan ervoor zorgen dat de slagtanden zo lang worden dat ze door de schedel heen breken. En ook dit kan ervoor zorgen dat de dieren sterven.
Wat eet een babirusa?
De babirusa is een alleseter. Zo gebruikt hij zijn hoeven om in de grond te graven om zo insecten en larven te vinden. Daarnaast kan het op de achterste poten staan om bladeren van takken te eten. Ze zijn dus niet gebonden aan een bepaalde maaltijd. Zo is het bekent dat hun dieet onder andere bestaat uit planten, bladeren, fruit, insecten en boomschors. Het boomschors trekken ze van de bomen af en het fruit dat op de grond ligt eten ze op. Alles wat op hun pad komt zodra ze honger hebben zullen ze opeten waardoor hun voeding ook redelijk divers is.
Roofdieren en andere bedreigingen
De babirusa heeft over het algemeen weinig roofdieren die op deze soort jagen. Alleen de wilde honden kunnen nog weleens het dier aanvallen. De jongen kunnen ook nog weleens aangevallen worden door pythons en civetkatten. Maar voor de rest zullen andere dieren hun niet lastig vallen. De grootste bedreiging is en blijft de mens. Zo wordt hun omgeving door de bouw steeds kleiner en zijn er ook veel stropers die op de dieren jagen. Ook worden jonge babirusa’s gevangen om ze te temmen als huisdier.
Doordat de babirusa onder de bedreigde diersoorten valt, wordt het dier in Indonesië beschermd. Het doden van deze diersoorten is in de meeste gevallen dan ook illegaal. Toch blijft de stroop wel een grote bedreiging. Daarnaast wordt er ook veel hout in deze omgevingen gekapt waardoor het leefgebied van het dier beperkter wordt. Dit maakt het makkelijk voor de stropers om de dieren te spotten. En tegelijkertijd hebben ze meer moeite om aan voedsel te komen. Al deze redenen bij elkaar maken dat alle soorten een IUCN status van bedreigd hebben en de Zuidoostelijke babirusa waarschijnlijk al uitgestorven is.
Voortplanting babirusa
De paartijd van de babirusa loopt van januari tot augustus. In deze tijden vechten de mannetjes tegen elkaar om de vrouwtjes te winnen. Hierbij zou je verwachten dat ze hun slagtanden gebruiken, maar dit is niet het geval. Deze kunnen namelijk heel snel breken. Om deze reden plaatsen ze hun hoofd tijdens het vechten opzij zodat de slagtanden niet tegen elkaar aankomen. Het vechten gebeurt hierdoor voornamelijk met het lichaam en de hoeven.
Zodra een mannetje gewonnen heeft paart het met meerdere vrouwtjes. De draagtijd bedraagt hierna ongeveer 155 dagen. De vrouwtjes baren één of twee jongen per nest. Een pasgeboren baby babirusa, met andere woorden een big, weegt ongeveer 5 tot 6 kilo. Wanneer ze gemiddeld 5 dagen oud zijn gaan ze langzaam over op het vaste voedsel. Op een leeftijd van 6 maanden zijn ze volledig gespeend en zullen ze op zichzelf gaan leven.